Architectenbureau Otto Das

 
FLW cover

Vroeg werk van Frank Loyd Wright

FRANK LLOYD WRIGHT (deel 1)  

Inleiding

Bij een beschouwing van het werk van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright, tot stand gekomen tussen 1887 en 1959, wordt direct duidelijk dat het onmogelijk is om in kort bestek het gehele oeuvre van Wright te bespreken. Daarom zal ik mij beperken tot het bespreken van enkele onderwerpen.

In deel 1 zal ik aandacht besteden aan de herkomst van Frank Lloyd Wright en het vinden van een eigen stijl. Hierbij zal ik me voornamelijk bepalen tot de ontwerpen voor woonhuizen uit het vroege werk van Frank Lloyd Wright, waarbij ik bijzondere aandacht besteed aan het Robiehuis.

In deel 2 zal ik de meest in het oog lopende ruimtelijke aspecten behandelen, welke typisch zijn voor de vroege architectuur van Wright. Tenslotte zal ik enkele invloeden van het werk van Frank Lloyd Wright op de architectuur in Europa en terug bespreken. Daarbij komt een laatste ruimtelijk aspect, dat mogelijk sterk ontwikkeld is door de wederkerige invloed uit Europa.  

Om de veranderingen aan te brengen, die Wright heeft nagestreefd, is het van belang te weten dat zijn werken eerst zijn uitgevoerd en dat het praten en schrijven - zelfs van de uitgangspunten en motieven om te doen wat hij meende dat gedaan moest worden - pas achteraf tot stand zijn gekomen. In dit bestek zijn wij aangewezen op beeld en taal, terwijl datgene waarover we praten pas in de werkelijke ruimte te ervaren is. Wright had illustere voorgangers zoals Sullivan, die hij als zijn grote leermeester beschouwde, en ook architecten als Maebeck, Sloane en de gebroeders Greene. Voor hun werk verwijs ik naar de colleges in de serie: “Het grote woonhuis” verzorgd door Vincent Ligtelijn, Rein Saariste en Max Risselada. Zonder het belang van zijn voorgangers te ontkennen, was het pas Frank Lloyd Wright die op zo grote schaal en op een zo meeslepende manier de architectuur aanpaste aan de natuurlijke omstandigheden van het Midden-Westen van Noord-Amerika.

Mijn bewondering en interesse voor het werk van Frank Lloyd Wright begon bij het zien van de platen in de Wasmuth-uitgave en kreeg een vervolg, toen ik in 1986 een reis maakte door Amerika en een groot aantal gebouwen van Wright in werkelijkheid kon bekijken. Zijn ontwerpen hebben mijns inziens ook nu nog niets aan zeggingskracht verloren. 

Ontwerpen voor woonhuizen. 

De ontwikkeling van een eigen stijl.

Wright’s carrière valt op natuurlijke wijze in drieën: twee zeer productieve perioden aan het begin en aan het eind worden verdeeld door een interim-tijd met relatief weinig uitgevoerde projecten. Deze interim-periode, die ongeveer duurde van 1910 tot 1930, werd gedeeltelijk veroorzaakt door persoonlijke omstandigheden van Frank Lloyd Wright en deels door de internationale depressie. 

Aan het begin van deze eeuw werd Wright internationaal bekend door de Berlijnse Wasmuth-uitgave (I) waarin al zijn tot dat moment uitgevoerde werken werden gepubliceerd, de meeste in Chicago en omgeving. Hij had in de Verenigde Staten en met name in het Midden-Westen al naam gemaakt ondermeer door publicatie van zijn ontwerpen in Ladies’ Home Journal (2) in 1901. Vanaf 1910 maakte hij lange reizen, verbleef hij vele maanden in Europa en was hij gedurende vijf jaar verscheidene keren voor langere tijd in Japan, in ‘t bijzonder voor de bouw van het Imperial Hotel (1915) in Tokyo. Beginjaren twintig verbleef hij enkele jaren in Arizona, maar aan het eind van de jaren twintig keerde hij terug naar Spring Green (Wisconsin), waar hij zijn huis in Taliesin weer betrok. In 1932 was Frank Lloyd Wright 63 jaar oud en vestigde hij zich in Taliesin-West. Hij had lange tijd maar heel weinig gebouwd, maar in 1935 kwamen Fallingwater, het Johnson Wax Building en het Usonian huis allen in één jaar tijd. In Taliesin wachtte hem toen nog een nieuwe periode van creativiteit. Wright is in 1959, bijna 90 jaar oud, overleden.

Meer dan 100 gebouwen van Wright staan in de omgeving van Chicago (Illinois) en nog eens 40 in de staat Wisconsin net ten noorden daarvan. Ze zijn gebouwd gedurende het hele werkzame leven van Frank Lloyd Wright. De catalogus, die William A. Stoffer (B) in 1974 uitbracht, bevat 433 projecten, waarvan de meesten woonhuizen. Hiervan zijn in de loop van de tijd meer dan 50 gebouwen al weer afgebroken. 

Opvoeding en opleiding 

Tijdens de Philadelphia Centennial Exposition in 1876, ontdekte de moeder van Frank Lloyd Wright het Froebel Kleuteronderwijs met o.m. blokkendozen, vouwpapier, draden en kralen. Wright was toen al zeven jaar oud, maar hij bleef als kind steeds met dat speelgoed spelen en werken. Het huis van zijn moeder stond in Spring Green. Hij studeerde twee jaar aan de Universiteit van Wisconsin in Madison, dertig mijl ten oosten van Spring Green. In 1887 verliet zijn vader voorgoed de echtelijke woning en verhuisde Frank Lloyd naar Chicago, waar hij werk zocht als tekenaar/architect. Van 1887- 88 werkte hij op het bureau van Joseph L. Silsbee. De daarop volgende vijf jaar bij het beroemde bureau van Adler en Sullivan. Wright werkte in die tijd onder Louis H. Sullivan, die hij als zijn leermeester beschouwde. Vooral in deze tijd ontwikkelde hij zijn vakmanschap als bouwkundig tekenaar en ontwerper.

Adler en Sullivan werkten meestal aan de grote commerciële opdrachten; waardoor Wright de gelegenheid kreeg zich bezig te houden met de woningbouwprojecten. Tegen de afspraak met Sullivan in, werkte Wright in de avonduren ook nog aan eigen opdrachten. Het huis dat hij in juli 1891 ontwierp voor de tandarts Dr. A. W .Harlan was een van de opdrachten, die later door Wright werd aangewezen als een van zijn ‘illegale’ huizen en die hij buiten medeweten van Sullivan had aangenomen. 

Wright bestempelde het als een van de ontwerpen, die een breuk veroorzaakte met Sullivan. Deze was in ‘t bijzonder verbolgen, omdat het huis twee blokken van zijn eigen huis verwijderd werd gebouwd.

Direct na zijn eerste huwelijk in 1889 bouwde Wright in Oak Park een huis voor zichzelf, waaraan hij schier eindeloos verbouwde en waaraan hij behalve een speelkamer ook zijn studio toevoegde. Oak Park was toen nog een dorp dichtbij Chicago, maar vormt nu een buitenwijk van de metropool. Hier bleef hij tot 1909 wonen en werken. In Oak Park staan tientallen door Wright ontworpen woonhuizen.  

Wright’s eigen praktijk: een overgang. 

In 1893 begon Frank Lloyd Wright een eigen bureau in Oak Park en ook in zijn eigen praktijk werden de ‘residences’ zijn specialiteit, naast enkele ‘openbare’ gebouwen zoals de Unity Church in Oak Park en het Larkin Building in Buffalo.

In datzelfde jaar werd ook de Chicago World’s Fair gehouden. Het werd wel de meest indrukwekkende promotie van academisch classicisme genoemd. De meeste woningbouw-architecten maakten in die tijd ontwerpen in een koloniale of Tudorstijl: hoge en smalle huizen in een wereld van stucco grandeur en opzettelijke gezelligheid. Stijlen die toebehoorden aan het overbevolkte Europa waarvan ze afkomstig waren. Bovendien waren deze huizen verre van eenvoudig: het hele exterieur werd toegetakeld, dat wil zeggen door elkaar gegooid als puzzelstukjes met hoekkepers, borstweringen, raamkozijnen, rozetten, dakkapellen, torentjes en ingenieuze en namaakdingen alles op bestelling van de klant. Wright introduceerde met zijn ontwerpen een ander beeld: hij bracht alle gevraagde onderdelen onder in één concept.

Aanvankelijk was er echter wel een speciaal soort ondernemingslust voor nodig om opdrachtgever van Frank Lloyd Wright te worden, want de eerste schreden van de ontwikkeling van Wright werden gemarkeerd door een heel aantal experimenten. Zo ontwierp ook hij aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw nog in de later zo verafschuwde neostijlen. 

Wright had een afkeer van losse dingetjes: alles moest welhaast op een dwangmatige manier geïncorporeerd in een groter geheel. De ‘fabrics’ van Wright bestonden uit zijn ontwerpen voor behangpapier, lampen, vaste en losse meubelen. Het waren altijd ‘versierende’ elementen ten dienste van het geheel en niet op zichzelf.

Na de tweede wereldoorlog maakten Charles en Ray Eames met hun huis in Santa Monica (LA) een statement van het omgekeerde: een ruimtelijk, maar tegelijk volstrekt abstract huis, de omkaderingen van een verzameling van allerhande mooie spulletjes. Het was iets waar Wright in zijn tijd niets van moest hebben. 

Het Prairie Huis 

Tussen 1890 en 1917 vormde zich geleidelijk een groep architecten werkzaam in groot Chicago, die later naam zouden maken met ontwerpen in de zogenaamde ‘Prairie Style’. Naast zijn eigen studio in aak Park beschikte Wright nog over een werkruimte in Steinway Hall, een pand ‘downtown’ in Chicago, wat tegelijk dienst deed als informeel ontmoetingspunt voor de collega-architecten van de Chicagoschool. leder was op zijn eigen manier vastbesloten om te breken met de stilistische en gemakkelijk liggende architectuur van de negentiende eeuwen ieder wilde uitdrukking geven aan een stijl, die zowel ‘persoonlijk’ als ‘Amerikaans’ was. Bij deze groep architecten was hoegenaamd geen interesse voor de architectuur in Europa. Met Wright als voorman verwierpen zij het idee dat een nieuw gebouw gebaseerd of geïnspireerd moest zijn op historische architectuurstijlen, wat tot die tijd gebruikelijk was in de Verenigde Staten. Met collega’s zoals Robert Spencer, Vernon Watson, John Van Bergen, Thomas Tallmadge ontwikkelde Frank Lloyd Wright de zogenaamde ‘prairie-stijl’. Het waren ontwerpen voor huizen die voor het eerst reageerden op de enorme weidsheid van het Noord-Amerikaanse landschap: het principe van een relatie tussen het huis en de omringende ruimte.

Wright en zijn collega’s van aak Park hadden de ecologie van de streek in gedachten. Zij meenden dat hun ontwerpen beter pasten in het vlakke land van het Midden-Westen van de Verenigde Staten en het prairie-huis met zijn directe vorm werd een succes in de woningbouwarchitectuur. Dat de prairiearchitectuur ook werd bespot en als een absurde en provincialistische stroming werd afgedaan, doet niet af aan de betekenis die de prairie-architectuur in de loop der jaren gekregen heeft. 

In 1896 verhuisde Robert Spencer, een goede vriend van Frank Lloyd Wright, van het nabij gelegen Chicago naar River Forest, een wijk grenzend aan aak Park. Hij bouwde daar zijn eigen huis en had er vele jaren een architectenpraktijk. Bovendien publiceerde hij welhaast elke maand in bladen als ‘House Beautiful’, ‘Ladies’ Home Journal’, ‘Country Life’ en andere populaire bladen en daarbij gebruikte hij vaak illustraties van huizen uit aak Park en River Forest. Spencer publiceerde in 1900 het eerste artikel over Frank Lloyd Wright in ‘The Architectural Review’. Zijn artikelen waren van enorm belang bij de verspreiding van de concepten van een nieuwe en moderne architectuur en zo kreeg de ‘prairie school’-architectuur landelijke bekendheid. op het bureau van Wright was William Drummond een zeer belangrijk medewerker. Hij was vele jaren werkzaam in de studio van Wright, voordat hij in 1909 zijn eigen praktijk begon. Drummond hanteerde als geen ander de principes van Wright waar het ging om de relatie tussen architectuur en omgeving. 

Ladies’ Home Journal huizen ( 1901 ) 

Wright maakte in 1901 twee ontwerpen die werden gepubliceerd in Ladies’ Home Joumal (2), waarmee hij in één keer nationale bekendheid kreeg, hoewel deze huizen nooit werden gebouwd.

Het ontwerp voor het eerste huis ($ 7000.- ), dat hij presenteerde als “A home in a Prairie Town”, is los en vloeiend met een minimum aan binnenwanden. Deze zijn waar mogelijk vervangen door schermen, die de ruimte moeten aanduiden en zodoende zijn er geen afscheidingen, die de bewegingen en het gebruik vastleggen. Op de begane grond resulteert het concept van één-enkele-ruimte in een woongebied, dat de functies van woonkamer, eetkamer en bibliotheek omvat. Alhoewel er een alternatieve schets is, die in plaats daarvan een paar slaapkamers heeft, toont het voorkeursplan een ‘balkon’ over een deel van het woongebied, wat de ruimte onderverdeelt zonder een scherpe afbakening van vertrekken.

Het tweede ontwerp ($ 5800.- ) werd gepresenteerd onder de naam: “A small House with ‘Lots of Room in It’” Het was een huis met een laag doorlopend zadeldak. Die voorkeur voor zadeldaken kwam ook veel voor in het overgangswerk van Wright, toen hij nog op zoek was naar een eigen stijl. Hier volgt Wright de smaak van het grote publiek met een voorkeur voor zadeldaken, maar hij geeft er wel een pittiger vorm aan. Woonkamer en eetkamer zijn fraai gekoppeld, maar behouden elk toch hun eigen karakter. 

WilIits huis (1901) 

Het Wil1its huis in Highland Park maakt er aanspraak op het eerste prairiehuis te heten, wat waarschijnlijk wel geldt voor het ontwerp, maar niet voor het uitgevoerde werk. Karakteristiek zijn de flauwhellende en ver overstekende daken, die een horizontaliteit benadrukken, die in scherp kontrast staan met de bomen die op alle afbeeldingen van prairiehuizen ijl en rank rondom het huis verspreid staan. Het leven het prototype van de tekeningen van het prairiehuis geïnspireerd op de Japanse prenten waar Wright zo dol op was. Het dwarsliggende dak loopt strak en recht door, terwijl de vertrekken eronder enigszins verschoven liggen. De plattegrond heeft een kruisvorm met een centraal liggende schoorsteen, waar hoge en lage kasten tegenaan zijn gebouwd. De kruisvormige ruimte wordt hierdoor zo ingedeeld, dat in vier richtingen aparte en tegelijk in elkaar overlopende ruimten ontstaan. Door Wright’s afkeer van een vochtige kelder half in de grond, liggen de dienstruimtes, de keuken, de eetkamer en de ontvangstruimte op de begane grond en de woonkamer en slaapkamers op de eerste verdieping. 

Als we de claim van het Willitshuis buiten beschouwing laten, zijn de eerste gerealiseerde prairiehuizen het BradIeyen het Hickoxhuis (1900). Deze huizen hebben ver overstekende daken met ‘pittige’, dat wil zeggen scherpe randen. Ze vertonen veel gelijkenis met “A small House with Lots of Room in It”. De huizen staan op een platte funderingsplaat direct op de grond met een zichtbare rand rondom; er is geen souterrain: op maaiveldhoogte ligt een woonlaag. Kort daarna worden nog vele andere prairiehuizen gerealiseerd, zoals de Willits, Wallis, Fricke, Henderson, Davenport, Thomas, Dana, Heurtley, W .E. Martin, Little, Beachy en Walser huizen, allen gerealiseerd voor 1904. Al deze huizen zijn gebaseerd op de bovenvermelde principes van het volwassen prairiehuis. 

Thomas huis 

Het schitterende Thomashuis (1901) werd publiekelijk om de exotische uitdrukking en het mediterrane uiterlijk van witte muren rondom het hele huis gekarakteriseerd als ‘De Harem’. Men had maar weinig oog voor de buitengewone openheid van het huis met zijn terrassen en schitterende raampartijen. Toen tenslotte Wright’s leven een nogal dramatische wending nam, ontstond een stemming waarbij zowel de architect als zijn klanten met precies dezelfde schandalen werden zwart gemaakt. De meeste van zijn klanten behielden echter het volste vertrouwen in Wright. Zij vertrouwden hem de hele meubilering toe, inclusief vloerbedekking, gordijnen, verlichting, kasten e.d. Goede voorbeelden vormen de Bradley en Dana huizen. Wright had er altijd behoefte aan om tenminste voor een deel het interieur te verzorgen. Hij had het dwangmatige trekje, dat alles van één hand moest komen en bij elkaar moest passen.  

De natuur vormde voor Frank Lloyd Wright zowel het begin als het eind van de reeks: ‘Om te beginnen voorziet de natuur de materialen van architectonische motieven, waaruit de architectonische vormen, zoals we die nu kennen, zich hebben ontwikkeld. Alhoewel onze praktijk zich al eeuwenlang voor het merendeel van de natuur heeft afgekeerd -inspiratie zoekend in boeken en slaafs trouw blijvend aan een dode formule- is de rijkdom aan suggesties van de natuur onuitputtelijk, haar rijkdommen groter dan enig menselijk verlangen.’ 

Voor het geval dat de klant hem ‘carte blanche’ gaf werkte Wright bij voorkeur met massief metselwerk -hij dacht in een combinatie van baksteen en natuursteen -maar in de meeste gevallen moest hij zijn ideeën uitwerken in hout en stucwerk.

Versierende elementen als erkers, dakkapellen en torentjes worden in de ontwerpen van Wright geen losse toevoegingen, maar gaan integraal deel uitmaken van het ontwerp. Ramen en andere openingen zijn geen losse over de gevel verdeelde elementen, maar vormen steeds grote open vlakken of een gesloten buitenkant van de woning.I De dubbel hoge hal moet het veld ruimen voor een hoog woonvertrek. Hij ontwikkelde het hele ontwerp als één ruimtelijk en organisch geheel, waarin de hoofdruimte vloeiend in de nevenruimtes overliep, met de haard en trap centraal als scheidend element.De relatie tussen binnen en buiten werd benadrukt door horizontale lijnen en dakoverstekken. De buitenwanden werden extreem open of extreem gesloten. 

Cheney huis (1904) 

Dit huis voor de familie van de elektrotechnisch ingenieur Cheney is opgetrokken in een centraal gebouw van baksteen met de woon- en slaapkamers gelijkvloers onder een enorm groot dak. Er is geen sprake van een monumentale stijl, maar meer een naar binnen gekeerde woonkwaliteit, gedeeltelijk omdat het huis niet over de volle verdiepingshoogte boven de grond uitsteekt en gedeeltelijk door de manier waarop de ramen liggen ingeklemd tussen de grote dakoverstekken en de stenen vensterbank die op een wezenlijke manier om het huis heenloopt.

De opdracht voor het huis van de familie Cheney gaf de aanzet tot de beroemde liefdesaffaire tussen Wright en mevrouw Cheney, die tot een climax voerde, toen Wright in 1909 zijn architectenpraktijk opgaf en met mevrouw Cheney voor een jaar naar Europa vertrok. 

Het Robie huis (1909)

Het Robie huis werd wel het meest spectaculaire voorbeeld van een prairiehuis. Het meest merkwaardige is dat dit door Wright ontworpen huis werd gebouwd op een stedelijke situatie van het universiteitsterrein van de Chicago-campus, die haast ongeschikt was voor een huis bedoeld op een weidse landelijke omgeving. 

Frank Lloyd Wright voelde zich in die tijd, als plaatselijke architect in Oak Park, een suburbane nederzetting voor de middenklasse vlak bij Chicago, nogal miskend. Wright was een grote opdracht voor McCormick misgelopen en andere architecten die tot de ‘prairieschool’ van Chicago behoorden, verwierven zich met een beperkt deel van de door Wright ontwikkelde ideeën wel veelopdrachten. Ook in zijn persoonlijk leven werd zijn ambitie geremd door een brave burgerlijke woonstijl, die hem niet beviel. Hij voelde zich te veel genie om zijn talent in een klein voorstadje van Chicago te laten verkommeren. Vincent Scully heeft veel waardering hem, maar stelt Frank Lloyd Wright voor als een onaangepaste ‘Einzelganger’ : ( -) he kept the romantic myth of the artist as isolated creator and superman alive in himself. Dat was ongetwijfeld waar, maar Wright had er met zijn talent, op die plaats en in die tijd alle reden toe om aan te willen geven in welke richting de dingen zich in zijn visie behoorden te ontwikkelen. Hij had immers al nationale roem vergaard door verschillende publicaties van zijn woonhuizen in landelijke tijdschriften. Nu wilde hij met één ontwerp, het Robiehuis, zijn uitzonderlijke klasse tonen: een woonhuis ontwerpen als een ‘Gesamtkunstwerk’. Hierdoor moest tevens zijn leiderschap over de ‘prairieschoor vanaf die tijd onweersproken zijn, want ook zijn ego was van niet gering formaat. Voor de bouw van het Robiehuis stond Wright een smalle kavel van 60 x 180 voet ter beschikking (ca. 1000 m2), waar een kruisvormige plattegrond -zoals toegepast in het Willitshuis - niet goed op paste. Desondanks zijn beide richtingen vormgegeven: de onderste twee lagen dramatisch gestrekt in langsrichting, de bovenste laag ook in dwarsrichting. De derde laag vormt als het ware de verbinding tussen de twee onderste bouwlagen. 

Ondanks het gestrekte uiterlijk van het huis is de ruimte aan alle kanten minimaal en is het in die zin geenszins representatief voor het typische prairiehuis, ontwikkeld op de weidsheid van het open prairieland. Wright nam voor de ontwikkeling van het Robiehuis het door hem in 1907 ontworpen Tomekhuis als uitgangspunt, maar het voorhuis vertoont ook overeenkomsten met de langwerpig plattegrond van het in 1906 door Wright ontworpen River Forest Tennis Clubgebouw.  We zullen het huis eerst bekijken zoals het zich aan ons voordoet, achtereenvolgens zullen we op het programma, de ruimtevorm, de materiële structuur en het beeld van het huis ingaan, tenslotte zullen we enkele onderdelen bespreken. 

De situatie.

De smalle strook grond met straten aan drie zijden ligt in een stedelijke situatie aan het zuidelijke uiteinde van een verkaveling met grote vrijstaande huizen. Het woonhuis ligt met de korte oost- en westzijden en de lange zuidzijde naar de straat. Haast verborgen aan de westzijde ligt de hoofdtoegangsdeur, bereikbaar via een terugliggend pleintje. Pal op het zuiden ligt een binnenplaats voor auto’s, die ook dienst doet als kinderspeelplaats. Hier liggen de ingangen voor personeel, auto’s en kolen. Een grote ruimte om het huis ontbreekt. De muur eromheen suggereert dat het gebouw als een schip in het dok ligt. Het gebouw ‘zwemt’ ondanks de kleine kavel toch in de ruimte. Dat het huis ‘the battleship’ als bijnaam kreeg wekt dus geen verbazing.

De uiterste oostgevel heeft wel een dakoverstek, maar geen balkon en geen toegang. Deze zijkant van het bouwterrein is gesloten en rondom afgesloten door een muur. De platte noordgevel vormt een sterke tegenstelling tot de zuid- en westgevels. Het huis lijkt hier hoger, zo zelfs dat het aansluit bij de naburige hoge woonhuizen in traditionele stijl.  

Het programma.

Het voorhuis bevat de woonruimten: beneden een biljard- en kinderkamer, op de eerste verdieping een woon- en eetkamer rondom een centrale trap en schoorsteen. Het voorhuis ligt midden op de smalle situatie en kan als één van de twee lijnen van een kruis worden opgevat, dwz. de plattegrond is smal en zo veel mogelijk gestrekt, zodat van beide kanten licht kan toetreden. Dwars achter het voorhuis ligt tot aan de noordelijke erfgrens een toegangshal met daarboven slaapvertrekken. Onbereikbaar vanaf die toegangshal liggen opzij in het achterhuis de dienstruimten, die een eigen toegang hebben vanaf de binnenplaats. Uitgaande van de kruisvorm lijkt de dienstvleugel van de zuidzijde te zijn ‘afgebroken’ en bijna los gesitueerd in de oksel van woonhuis en toegangshal. Wright lijkt te woekeren met een kruisvormige planopzet, die tenslotte uitmondt in twee soortgelijke bouwlichamen die verschoven naast elkaar staan. 

Waar de daken van die afzonderlijke bouwdelen elkaar op het laagste punt raken, ontstaat een spleet tussen voor- en achterhuis, wat een smalle strook licht oplevert, die de achteringang beschijnt. In het midden van het huis ligt dwars over de twee bouwdelen een tweede verdieping met slaapvertrekken. Als het ontwerp alleen had bestaan uit de onderste twee bouwlagen, die de oost en west richtingen benadrukken, dan zou de ruimte uit elkaar spatten. Door de schoorsteen met trap en de tweede verdieping met een overstekend dak in drie (!) richtingen wordt de ruimte gecentreerd op het midden van het huis. 

Er is geen kelder in het huis aanwezig, behalve voor de stookinstallatie en de kolenopslag, maar de biljartkamer en de kinderkamer op de begane grond liggen enkele treden verdiept in de grond. Om afstand tot de straat aan de lange kant te verkrijgen is langs deze zijde een doorgaande muur gemetseld. De binnenplaats was aanvankelijk dichtgezet met een hoge muur met hek, deze is nu vervangen door een lage muur. Er liggen gestrekte balkons langs de woon- en eetkamer op de eerste verdieping en de slaapkamers op de tweede verdieping worden omzoomd door bloembakken. De hoeken zijn afgezet met betonnen siervazen. Het huis wekt de indruk van ruim en suburbaan wonen en tegelijk van een gereserveerde toegankelijkheid.Traditioneel lagen in de hoge woonhuizen de dienstruimten beneden, soms in het souterrain. Wright hanteert eveneens de klassieke scheiding van woon- en dienstruimten, maar hij plaatste de dienstruimten in het achtergebouw op hetzelfde nivo als de woonvertrekken. 

De ruimtevorm.

De woningen van Wright zijn het meest aansprekend om hun ruimtevorm. Het huis lijkt met de grote dakoverstekken aan meerdere kanten naar ruimte te happen. Het zo in het oog vallende terras onder het ver overstekende dak vormt een ruimte, die er één is in een reeks van buiten naar binnen en vice versa: de buitenruimten aflopend van de maat van dit aardse tot aan de sterren, tot aan de wolken, naar de straat, het terras, de woonkamer en tenslotte samenvloeiend in de open nis in de schoorsteen van het voorhuis. Door relaties te leggen tussen grote en kleine ruimten, zocht Wright naar harmonie tussen wat ver en dichtbij is, hij maakte het kleine tot deel van het grote geheel. Begrijpelijkerwijs staan dus de dragende kolommen aan de buitenrand van het huis verder uit elkaar dan binnen in het huis. Ook het binnenkomen verloopt via ruimtes van afnemende grootte: van de straat via het voorpleintje, naar de diep teruggetrokken hoofdtoegang, naar de lage hal en. dan direct opzij naar trap en schoorsteen in het hart van het huis: het heeft bijna iets van zoekend binnendringen. 

De trap van de tweede naar de derde laag ligt verschoven van de trap die -naast de schoorsteen- van de eerste naar de tweede bouwlaag gaat, waardoor het centrum van het huis wordt verlegd.

Opvallend zijn de zeer lage verdiepingshoogten: de begane grond is even hoog als een deur , maar ook de ramen op de eerste verdieping zitten zeer laag. Daardoor is de uitholling van het plafond in biljard- en kinderkamer een ruimtelijke vereiste: de balken zijn aan de zijkanten van onderen afgetimmerd, maar in het midden in ‘t zicht gebleven. Ook de extra hoogte in het midden van de kamer in het flauw hellende dak op de verdieping is pure noodzaak, naast de lage ruimte bij de ramen. De dienstruimten zijn onderling additief gegroepeerd in het achterhuis: d.w.z. het zijn afzonderlijke vertrekken zonder ruimtelijke relaties: een amorf aanhangsel in een strakke hoofdvorm. 

De materiële vorm, de structuur en de plastiek.

Op het eerste gezicht lijkt het gebouw traditioneel gebouwd. Maar de immense dakoverstekken die gaan tot 4,50 m doen een bijzondere constructie vermoeden. Het metselwerk is opgebouwd uit zeer platte baksteen en heeft diepe lintvoegen en stootvoegen die plat zijn ingevoegd, waardoor het horizontale en gestrekte van het huis nogmaals wordt benadrukt. De grote structuur -in een ritme van 1,22 m- loopt door in de kleine structuur: de detaillering is een vervolg op de bouwkundige structuur. Alle kozijnen, ramen en deuren zijn van hout. 

Op de tweede verdieping zijn alleen de schoorstenen van metselwerk. Al ‘t overige is uitgevoerd in houtskeletbouw: o.m. met baksteen bekleding (brickveneer) om het metselwerk te doen lijken. In de schoorsteen van de open haard, die asymmetrisch in ‘t voorhuis staat, is een opening in de schoorsteen gehouden tussen woon- en eetkamer, waardoor de schoorsteenkanalen eromheen gesleept moesten worden. De schoorsteen van de centrale verwarming loopt langs de noordgevel. Hier is in een klerenkast (!) op de tweede verdieping een klein raam door de schoorsteen opgenomen. Het meest massieve wordt daar even ruimte! 

Staal dat in die tijd in de wolkenkrabbers van Chicago werd toegepast als verticaal bouwmateriaal, werd door Wright juist horizontaal gebruikt om de grote overspanningen en overstekken te realiseren. Stalen balken met geklonken verbindingen liggen in twee horizontale richtingen over gemetselde kolommen, waardoor als ‘t ware een skelet ontstond. Door de herhaling van een reeks gelijke ramen met tussenliggende penanten zijn de buitenwanden van de woonruimte in ‘t voorhuis transparante schermen geworden. De houten balklaag van de verdieping ligt dwars tussen de stalen balken die in de lengte liggen van het huis. De constructie van het flauw hellende dak heeft geen spant, maar bestaat ook uit stalen balken in langsrichting met sporen die er dwars over heen liggen. Zo ontstaat de holte in de kap van ca. 30 cm, die behoort tot de woonruimte met de lage ramen langs de gevel. Door de flauwe helling van het dak ontstaat aan de onderrand meteen een gootconstructie. 

De uiteinden van het voorhuis zijn sterk gearticuleerd tot in de driehoekige erkers. In de uiterste punt van die erkers is een ronde stalen kolom met een diameter van 12,5 cm opgenomen, die de stalen constructie van de dakoverstekken ondersteunt. Ook de overige staalconstructies zijn weggetimmerd achter een houten aftimmering. 

Door het verhullen van de gebruikte materialen, de wijze van detailleren en de toepassing van ornamenten is het ontwerp voor het Robie huis nog heel traditioneel negentiende-eeuws, maar het is bezeten van het moderne idee van de ruimtelijke verbondenheid van het grote met het kleine. Het moderne blijkt ook uit de herhaling van gelijke elementen en de toepassing van stalen liggers, wat het idee oplevert van een gebouw dat ‘zweeft’. 

Het beeld

Het beeld van het huis heeft iets raadselachtigs: zichtbaar zijn de traditionele middelen, maar er moeten wel verborgen moderne middelen zijn toegepast. In de daken, de balkons, de reeks ramen en de ommuring is het horizontale benadrukt tegenover het verticale van de massale schoorsteen. Het huis is heel nadrukkelijk ontworpen op het voorhuis met uitzicht naar vier zijden. Het voorhuis is uitwendig symmetrisch en gelijksoortig aan het achterhuis in oostwest richting, maar is inwendig complex van structuur en opbouw.

Het gebouw, wat terugliggend van de straat achter een doorgaande ommuring, lijkt op een schip in een dok en de bijnaam “battIeship” wekt geen verbazing. Maar de noordzijde is weer gewoon een huis. Stevig op de grond lijkt het hoger en aangepast aan de omringende huizen. 

De open haard en de open plek daarvoor 

Opmerkelijk is dat bij het ontwerp voor het Robie huis tot drie maal toe een vergissing is gemaakt in de maatvoering van de plattegrond. In de eerste opzet zou de schoorsteen precies in het midden van het plan hebben gestaan, later bleek dat schoorsteen samen met de daarvoor liggende ruimte het centrum van het huis zou worden. Er bleek dat in de plattegrond van de begane grond een raam vergeten was in te tekenen, ook in het ontwerp voor het vloerkleed werd een raampartij overgeslagen en tenslotte werd in de perspectieftekening voor de Wasmuth-uitgave hetzelfde raam niet getekend. De drievoudige vergissing in de tekeningen doet vermoeden dat dit ook voor Wright een zwaar punt van overweging heeft gevormd.

Het lijkt een onbetekenend detail, maar het is van essentieel belang voor het ontwerp. Zoals het eerst getekend was stond alleen de schoorsteen symmetrisch midden in het voorhuis, door toevoeging van nog een travee van 1,22 m kwam niet alleen de massa van de schoorsteen, maar de schoorsteen samen met de verdiepte plaats vóór de schoorsteen in het midden in de woonruimte te staan. In het gerealiseerde ontwerp vormen ruimte en massa het gezamenlijke centrum van het huis. Zoals Wright het huis zo plaatste op de locatie dat het tegen de ruimte aan kwam te liggen, wilde hij de open plaats bij de haard bij het centrum van het huis betrekken.  

Toen het huis negen maanden in aanbouw was vertrok Frank Lloyd Wright naar Europa. Hij liet de begeleiding van de bouw over aan zijn medewerkers en hij liet zijn vrouw en zes kinderen achter in zijn huis in Oak Park. Zij bleef geloven in Frank’s terugkeer naar zijn gezin, tot hij in 1911, om in het onderhoud van zijn ex-echtgenote en zijn kinderen te kunnen voorzien, zijn huis en studio liet verbouwen, zodat een deel verhuurd kon worden. Hijzelf had zich inmiddels in Taliesin (Wisconsin) gevestigd. De verhouding met mevrouw Cheney eindigde in 1913 in een verschrikkelijke tragedie, toen in Taliesin een gek geworden dienstmeid het huis in brand stak waarbij mevrouw Cheney en haar kinderen in het vuur omkwamen. 

Een nieuwe periode 

In 1914 zat Wright nog geenszins zonder werk en ook de andere leden van de Prairie School niet, zoals Purcell en Elmslie, Guenzel en Drummond en George Maher. De werkelijke crisis voor al deze architecten kwam in 1916 of 1917. De populariteit van de ‘prairie’ architectuur nam aan het einde van de eerste wereldoorlog af: de architecten, die aan het begin van de eeuw in Oak Park en River Forest hun roem hadden vergaard, gingen minder modern en traditioneler bouwen. Projectontwikkelaars, zoals de Buurma Brothers gingen luxe herenhuizen met klassieke en Palladiaanse stijlkenmerken aanbieden op ruime kavels met wel 30 tot 60 meter frontbreedte. Door het toenemend gebruik van de auto, werden ook de stukken grond aantrekkelijk, die ver verwijderd lagen van openbaar vervoerroutes. Op deze manier ontstond laat in de jaren twintig een grote vraag naar de ‘Northwoods’ en alle andere bouwterreinen ten noorden van Chicago Avenue. Zo was bij het begin van de tweede wereldoorlog nog maar weinig grond vrij in het dorp River Forest. 

Wright reisde voor het ontwerp en de bouw van het Imperial Hotel vele keren naar Japan, maar teerde in deze jaren vooral op zijn bekendheid uit de periode van voor 1910. 

De Taliesin Fellowship. 

Over de tweede werkperiode van Wright zal ik in kort zijn.Pas na 1930 begon zijn fortuin als architect weer te herleven en beleefde Wright nog bijna dertig jaar het genoegen van in het middelpunt van de belangstelling te staan zonder zich van zijn eigen ontwikkeling los te hoeven maken. Het resulteerde in enkele van de beste gebouwen uit zijn carrière. Na de periode, die voornamelijk berustte op zijn in een voorgaande tijd vergaarde roem, ging Frank Lloyd Wright vanaf 1931 opnieuw op zoek naar aansluiting van zijn architectuur bij de natuur en daartoe zette hij zijn onderzoek naar een vermeende indiaanse of Amerikaanse landsaard en zijn eigen persoonlijkheid met nieuwe energie voort. 

In het midden van de dertiger jaren stichtte Wright de ‘Taliesin Fellowship’ in Wisconsin, waar hij talentvolle jonge architecten in de leer nam. ‘s Winters verbleef Wright in zijn huis in Arizona (Taliesin West). Daar begon hij ook nieuwe relatief goedkope bouwmethoden te ontwikkelen tot het zogenaamde ‘usonian’ huis. Het eerste van deze ‘usonian’ woonhuizen (1936) werd gebouwd in Madison (Wisconsin). 

Maar voor deze huizen goed en wel ontwikkeld waren, realiseerde Wright twee van zijn meest beroemde huizen, waaronder zijn meest bekende: het Kaufmann huis, beter bekend als ‘Fallingwater’ in 1935-36, in het zuidwesten van Pennsylvania. Daarna kwam de opdracht voor het administratiekantoor van Johnson Wax in Racine (Wisconsin). Het werd in 1937 gevolgd door de opdracht voor Wingspread, het woonhuis voor de familie Johnson, het laatste en grootste van de ‘prairiehuizen’. Het huis werd gebouwd in 1938-39 op een landgoed van ongeveer 12 ha in het dorpje Wind Point even ten noorden van Racine, nog geen kilometer van Lake Michigan. Het is sinds 1960 in gebruik van de ideële Johnson Wax Foundation. Na de tweede wereldoorlog is aan het administratiekantoor in Racine de Research Tower toegevoegd. De toren telt vijftien verdiepingen met vanuit de kern uitkragende vloeren.

Toen in 1932 de eerste tentoonstelling Over moderne architectuur in het Museum of Modern Art in New York werd gehouden, leek het werk van Frank Lloyd Wright zo veel verschillen te bevatten ten opzichte van dat van de Europeanen, die in de twintiger jaren tot het architectonisch toneel waren doorgedrongen, dat zijn architectuur als ‘passé’ beschouwd kon worden. Sindsdien echter is bij Frank Lloyd Wright een enorme vitale activiteit teruggekeerd: zijn internationale reputatie en kritische invloed waren in de daaraan voorafgaande veertig jaar niet groter geweest. Om de grote termen uit de betogen van zijn aanhangers te gebruiken, het ‘functionele’ heeft niet het ‘organische’ vervangen (noch heeft wat dat betreft het omgekeerde plaats gehad, zoals sommige bewonderaars van Frank Lloyd Wright lijken vol te willen houden). Op zeker moment leek een ‘internationale’ mode in de architectuur vreemd aan de Amerikanen, omdat de belangrijkste voorbeelden ervan alleen in Europa te zien waren; voor veel Europeanen lijkt tegenwoordig dezelfde mode het toonbeeld te zijn voor wat zij het meest bewonderen -of, zoals ook het geval kan zijn, waaraan zij het meest een hekel hebben -in Amerika. 

Kaufmann huis –”Fallingwater” (1935) 

Het was Edgar Kaufmann, die in 1936 zijn vader, een rijke ondernemer, ertoe overhaalde om zich voor de bouw van een weekend huis in Bear Run tot Frank Lloyd Wright te wenden. Kaufmann sr., directeur van een groot warenhuis in Pittsburgh, kocht een landgoed van zo’n 640 ha, waarop een aantal grotere en kleinere houten huizen stonden, om die te gebruiken als zomervakantieverblijf voor de personeelsleden. Per auto over slechte bergwegen of vier tot vijf uur per trein, leek het terrein echter te afgelegen voor veel mensen uit Pittsburgh. Toen bovendien de economische depressie inzette, was de hele operatie definitief van de baan. Ondertussen had de familie Kaufmann daar wel een klein houten weekendhuis laten bouwen en raakten zij enthousiast over de woeste natuur en de ‘Bear Run’, die op het terrein ontsprong. Vooral de watervallen waren in trek om er te zonnen en te baden. Toen het warenhuis het terrein niet meer kon gebruiken, kocht de familie Kaufmann het terrein voor zichzelf (sic). 

Ondertussen werd de economische depressie bestreden met de aanleg van openbare werken en enkele jaren later doorsneed een gloednieuwe autoweg het gebied. De snelweg schonk het gebied nieuwe levenskracht, maar deze liep vlak langs het houten huis van de Kaufmanns. Nu het gebied toch beter voor auto’s ontsloten was, besloten zij ergens anders op het landgoed een huis met alle modern comfort te bouwen.  

Edgar Kaufmann, zoon van de eigenaar van het warenhuis, was zeer enthousiast over ‘An Autobiography’ van Wright en werkte vervolgens bijna een jaar in de Fellowship in Wisconsin, waar in die tijd het stedenbouwkundig plan voor Broadacre City onder handen was. Toen er een nieuw huis voor de familie Kaufmann moest komen op het landgoed Bear Run, was het begrijpelijk dat Wright werd uitgenodigd om eens te komen kijken op het landgoed van de Kaufmanns. 

‘Fallingwater’ ligt precies boven de waterval op het landgoed Bear Run in de hooglanden van Pennsylvanië, waar het aan de rotspartij zit vastgeklemd. Ver overstekende gewapend betonplaten, horizontaal in de rotsen verankerd, dragen het tot vlak boven de rivier uitkragende huis. Van de vierkante woonkamer kan je met een naar beneden uitstekende trap tot vlak boven de rivier komen. Direct daarboven, op het derde niveau, liggen terrassen langs de slaapvertrekken, waarmee de horizontale structuur van de constructie nog eens wordt benadrukt. De bomen in de omgeving zorgen opnieuw voor een tegengestelde richting, maar hier staat bovendien het neervallende water in scherp kontrast met de horizontale belijning van het huis.   

Een meeslepend ruimtelijk aspect in het late werk van Wright 

Over Fred Astaire, de fabelachtige danser die in juni 1987 is overleden, werd in zijn necrologie in NRC/Handelsblad geschreven dat hij iets benaderde dat zich nauwelijks laat benoemen; dat hij de essentie van het dansen benaderde, laten we zeggen,"de schijn van gewichtsloosheid". Wat nog niet betekent dat het vanzelf gaat, want ook Astaire zelf zei daarover: "I suppose I made it look easy, but gee whiz, did I work and worry!", maar ondertussen zweeft hij tot in lengte van dagen trappen op en af en zingt: "Heaven, I’m in heaven." De schijn van perfectie wordt benaderd. Het bereiken van gewichtsloosheid lijkt in het leven te gelden als het ideale resultaat: de hemel. 

We herkennen dat bij Icarus en in onze tijd bij het straalvliegtuig, bij het zweven over autowegen en we zien het in het ontwerp voor de stalen buisstoel van Mart Stam. Maar ‘zweven’ komt ook voor in de architectuur bij een gebouwen zoals van Le Corbusier op pilotis en zelfs bij het ‘fenêtre en longeur’ van dezelfde architect. Door de toepassingen van staal en gewapend beton zijn overstekken te maken die de schijn wekken delen van gebouwen kunnen ‘zweven’. Dat biedt ook de mogelijkheid van een ‘open hoek’, een overstek van twee kanten. Zweven is in de architectuur het summum van ruimtelijkheid. 

Tot nu toe wist ik niet beter of het ‘open hoek’ raam in het Schröderhuis van Gerrit Rietveld was revolutionair. Nu bleek dat het immateriële element tenminste gelijktijdig door Wright en Schindler werd toegepast in het Freemanhuis en vele jaren later heel bescheiden door een nog onbekende bij de verbouwing van het Robertshuis.  

Het Freeman huis (1924) 

Het Freeman huis is opgetrokken in de door Wright in die tijd gehanteerde betonstijl bestaande uit holle betonblokken met motieven, die afkomstig lijken van indiaanse tot islamitische culturen. Het huis ligt op een steile helling van de heuvels rondom Los Angeles en heeft op de begane grond in zijn directe omgeving weinig gelijkvloerse aansluiting. Veel van de ingebouwde en vrijstaande meubels zijn naar ontwerp van R.M. Schindler, maar ook het exterieur bevat elementen, die de invloed van Schindler lijken te verraden: de hoge vensters met horizontale verdelingen.  

De hoeken van het Freemanhuis zijn, op zeer smalle, horizontale profielen na, geheel van glas wat een maximaal ruimtelijk effect geeft en een fraai uitzicht over de diagonaal op het lager gelegen Los Angeles. Deze open hoek is nauw verwant met de open hoek in de woonkamer van het Schröderhuis van Gerrit Rietveld. 

Het Roberts huis 

Het Robertshuis is, zoals hiervoor vermeld, verscheidene keren verbouwd. Onbekend is wanneer de aan de zuidzijde gelegen veranda is dichtgebouwd (na 1974 ?). Op de twee hoeken van de dichtgebouwde veranda staan nu twee ruiten dwars op en ‘koud’ tegen elkaar. De kolommen staan ongeveer een meter van de hoek vandaan. Er ontstaat weer een open hoek zoals in het Freeman huis en de hoek kan schijnbaar zonder draagconstructie. Het is een staaltje van durf en technisch vernuft, maar de zwevende hoek biedt een heel ruimtelijk ervaring, de hoek is over de diagonaal door te kijken. Deze lijkt pas na de dood van Wright te zijn aangebracht.

Het versterkt mijn idee dat niet alleen de danser, maar ook de architect, al is het maar op onderdelen, de indruk wil wekken dat een gebouw kan zweven en geen verbondenheid met de grond nodig heeft: dat vanuit een algemeen menselijk verlangen ook de architectuur tenminste de illusie van het ‘zweven’ nodig heeft.  

OTTO DAS 

Noten:

1. ‘Ausgeführte Bauten und Entwürfe’, Berlin, Wasmuth 1910. Frank Lloyd Wright.

2. ‘Ladies’ Home Journal’, February en July 1901. Curtis Publishing Company, Philadelphia.

3. ‘Wendingen’, november 1921, gewijd aan het werk van Frank Lloyd Wright. Inleiding van H.P. Berlage.

4. ‘Moderne architectuur in Nederland 1900-1940’, Giovanni Fanelli. Oorspronkelijk in Italië uitgegeven in 1968. Nederlandse vertaling in 1978.

5. ‘Nederlandse architectuur 1880-1930’. Catalogus bij tentoonstelling in Rijksmuseum Kröller-Müller in 1975 onder de titel ‘Americana’.6. ‘J. Duiker, Bouwkundig Ingenieur’, Stichting Bouw 1982. Catalogus bij tentoonstelling samengesteld door de Faculteit Bouwkunde.  

Literatuur:

A. ‘Frank Lloyd Wright to 1910, The First Golden Age’, Grant C. Manson, 1958. Reinhold Publishing Corporation, New York. Een bewerking van een in 1940 geschreven dissertatie van Manson.

B. ‘The architecture of Frank Lloyd Wright’, A Complete Catalog, William A. Storrer, 1974. The MIT Press.

C. ‘In the Cause of Architecture’, Frank Lloyd Wright, 1975. Architectural Record, New York.

D. ‘Frank Lloyd Wright’s Robie House, The masterpiece of an architectural masterpiece’, Donald Hoffmann, 1984, Dover Publications, Inc. New York.

© 2008 Architectenburo Otto Das. Webdesign by Pankra & Lemuel